Burger de dupe van eigengereide overheid – macht in onbalans

Charles Montesquieu, grondlegger van de 'scheiding der machten'
Charles Montesquieu, grondlegger van de ‘scheiding der machten’
De burger wordt de dupe, als de machtsbalans verstoord raakt tussen de verschillende onderdelen van de overheid: de beleidsbepalende, controlerende, uitvoerende en rechtsprekende organen.

Retze van der Honing over de machtsverschuivingen in het openbaar bestuur

Voormalig vice-voorzitter Herman Tjeenk Willink van de Raad van State en oud-ombudsman Alex Brenninkmeijer waarschuwden de afgelopen jaren al met enige regelmaat, dat die balans verstoord raakt. Denk bijvoorbeeld aan het overbrengen van het soclaal beleid van rijk naar gemeenten, zonder dat burgers daarbij betrokken worden. De bureaucratische ramp met het persoonsgebonden budget (pgb) is daar een concreet voorbeeld van.

Ook op provinciaal niveau raken mensen vermalen tussen bureaucratische regels: boeren die serieus werk willen maken van natuurbeheer, moeten aan regels voldoen die de natuur juist tekort doen. Denk aan het verplicht injecteren van (drijf-)mest, in plaats van het verspreiden van ‘rûge dong’ (ruige mest), wat én beter is voor het bodemleven, én voor weidevogels.

Of de regels voor windenergie: een dorp als Reduzum mag de bestaande windturbine wel vervangen, maar alleen door een exemplaar dat precies dezelfde omvang heeft als de huidi-ge. Dit laatste is achter gesloten deuren afgesproken bij de coalitie-onderhandelingen, waar Provinciale Staten achteraf alleen nog ja of nee tegen konden zeggen. De burgers – in dit geval de inwoners van Reduzum – hadden het nakijken.

Volgens Brenninkmeijer is het een tendens in heel Nederland: de bestuurlijke, dus uitvoerende overheid (de colleges van gemeenten en provincies, het kabinet) gaat steeds meer z’n eigen gang en staat steeds minder open voor kritiek en suggesties voor verbetering van burgers. Ook trekken bestuurders zich te weinig aan van de hen controlerende parlementen.

Ook in Fryslân lijkt de machtsbalans verstoord geraakt: het college van Gedeputeerde Staten en de ambtelijke top kunnen hun gang gaan, want de statenleden van de coalitiepartijen CDA, VVD, SP en FNP volgen vrijwel kritiekloos hun gedeputeerden.

De ‘kadernota’ of ‘voorjaarsnota’ is zowel landelijk, provinciaal als gemeentelijk bedoeld om de democratisch gekozen organen (Parlement, Provinciale Staten, gemeenteraden, algeme-ne besturen van waterschappen) de mogelijkheid te bieden, het beleid in grote lijnen vast te stellen. En daarmee dus de verschillende belangen van de op hun stemmende kiezers te verwoorden en af te wegen. Dit wordt vervolgens door de uitvoerende bestuurders – het ka-binet, Gedeputeerde Staten (GS), de colleges van burgemeesters en wethouders, de dage-lijkse besturen van waterschappen – omgezet in concrete (meerjaren-)begrotingen voor vol-gend jaar en de paar jaar daarna.

Maar die kadernota’s verworden steeds meer tot een samenvatting van de actuele stand van zaken, zonder duidelijke visie op de nabije en verdere toekomst. Dat is in elk geval in Fryslân het geval. Ook hier is sprake van rolverwarring. GS eigent zich in de laatste kadernota de rol toe van beleidmaker, met de zekerheid van de macht van de afspraken tussen de coalitie-partijen. Politiek debat over zo’n kadernota is vervolgens kansloos.

Om de controlerende functie van Parlement, Provinciale Staten en gemeenteraden te ver-sterken, zijn onder andere rekenkamers en rekenkamercommissies bedacht. Maar op de één of andere manier komt van het opvolgen van de adviezen van die rekenkamers en rekenka-mercommissies vaak weinig terecht. Het is alsof ze tegen een muur staan te praten. Het sys-teem van ‘checks and balances’, om te voorkomen dat één groep te veel macht krijgt in een democratie, kraakt in zijn voegen. Het effect is een toenemende regentenmentaliteit. Wie de meeste macht heeft bepaalt.
“De democratische rechtsstaat van Nederland kan de stresstest niet doorstaan”, concludeer-de Alex Brenninkmeijer in zijn oratie (eerste toespraak) als kersvers hoogleraar ‘institutionele aspecten van de rechtsstaat’ aan de Universiteit van Utrecht, eind april 2015.

Eén en ander afwegend, lijkt het op z’n minst verstandig om een provinciale ombudsman in te stellen, maar dan wel iemand die – net als Brenninkmeijer – zijn kritiek luidop durft te geven en daar ook volop de kans moet krijgen. Intussen moet er wel meer gebeuren. GrienLinks roept Provinciale én Gedeputeerde Staten daarom op, zelfkritisch te kijken naar het invullen van de democratische rol die men heeft en naar het verschuiven van de machtsbalans.

Retze van der Honing
Fractievoorzitter GrienLinks Statenfractie