Interpellatie ontheffing kievitseieren zoeken

kievit met jong in grasland - @nationalebeeldbank/mennoschaefer- Foto @nationalebeeldbank/mennoschaefer
De provincie (lees: het college van Gedeputeerde Staten) geeft de Bond van Friese Vogelwachters (BFVW) elk jaar een vergunning om een aantal – rond de 6000 – eieren van kieviten te mogen rapen. De BFVW doet vervolgens aan nazorg: het zetten van stokjes bij de nesten, zodat de nesten niet kapot worden gereden door de landbouwmachines. Voor deze vergunning moet de provincie bij het Rijk ontheffing aanvragen voor de Flora- en faunawet, want daarin staat dat het verboden is om eieren mee te nemen of nesten te verstoren. De faunabescherming (een stichting) gaat elk jaar tegen deze ontheffing in beroep. De Raad van State vindt nu uiteindelijk dat Gedeputeerde Staten de ontheffing van de Flora- en faunawet voor het kievitseieren rapen niet goed onderbouwd heeft. Zie hier de uitspraak.

Retze van der Honing ondervroeg gedeputeerde Johannes Kramer over deze onderbouwing tijdens de Statenvergadering op 21 januari 2015. Het college beloofde dat zo snel mogelijk alles op alles gezet zou worden zodat de cijfers over de kievitenstand per broedgebied boven tafel zouden komen. Zie ook deze Brief DS uitspraak rapen kievitseieren 20150120 van het College. Lees hier meer over het standpunt van GrienLinks wat betreft de weidevogels en het eierenrapen.

De interpellatievragen:
1. De Raad van State heeft geoordeeld over het provinciale standpunt, dat het rapen van ongeveer 6000 kievietseieren per jaar, in relatie tot “in stand houden van de kievit verantwoord is” onvoldoende is onderbouwd. Hoe heeft u dit voor elkaar gekregen?
2. Wat gaat u er aan doen om voortaan wel met een deugdelijke onderbouwing te komen?
3. In de uitspraak van de Raad van State staat dat u niet heeft gekeken of de ‘natuurlijke habitat’ van de kievit (dat wil zeggen ‘graslanden’) niet kleiner wordt. Om dit te kunnen bekijken, heeft u uitgesplitste cijfers nodig over waar kieviten broeden. Op 10 oktober 2014 hebben wij schriftelijke vragen aan u gesteld over de cijfers per broedgebied die er zouden zijn bij SOVON. Wij vroegen u die openbaar te maken. U antwoordde twee maanden later, op 11 december 2014, dat u die uitgesplitste cijfers niet nodig had, omdat het over de kievitenstand in heel Fryslân zou gaan. Dat was dus, gezien de uitspraak van de Raad van State nu, een verkeerde veronderstelling. Wij begrijpen nogmaals niet, dat u niet alle cijfers op een rijtje heeft EN openbaar heeft gemaakt over de kievitenstand. Wij willen graag dat u op korte termijn de broedcijfers van de kievit per biotoop opvraagt en openbaar maakt. Bent u daartoe bereid?
4. Is het in de gegeven feiten bij de vragen 1 t/m 3 niet voorbarig dat gedeputeerde Kramer heeft gezegd dat alles op alles gezet zal worden om het eierenrapen volgend jaar weer mogelijk te maken?
5. Bent u het met ons eens dat het paradoxaal overkomt dat de provincie enerzijds diverse kostbare maatregelen neemt om de weidevogels te beschermen en anderzijds het rapen van kievietseieren aanmoedigt?
6. Hoe beoordeelt u het standpunt van burgemeester Van Klaveren dat hij geen eerste ei meer in ontvangst wil nemen vanwege het feit dat de kievietenstand bedreigd wordt?
7. Bent u met GrienLinks van mening dat de CdK een soortgelijk standpunt zou moeten innemen?
8. Voorstanders van het rapen van kievietseieren wijzen op de hieraan verbonden Friese traditie. Hoewel voor het rapen van eieren beter geen ontheffing kan worden verleend, kunnen het beschermen van de kievit enerzijds en het in standhouden van deze Friese traditie anderzijds, worden gecombineerd door het aantal te rapen eieren per gemeente te beperken tot een ei. Bent u bereid deze optie te onderzoeken en te verwerken in een nieuwe verordening?
9. Het verlenen van de ontheffing is tot nu toe een zaak van het college. Bent u met GrienLinks van mening dat, gelet op het politieke gewicht van de zaak, dit een kwestie is die door de provinciale Staten moet worden behandeld?