Meestal probeert een politicus een voorstel dat hem of haar niet zint, aangepast te krijgen. Maar een enkele keer vindt hij of zij een voorstel zó slecht, dat er maar één optie overblijft: radicaal afwijzen en vragen om een geheel nieuw voorstel. Dit was het geval op woensdag 24 februari 2016 bij de behandeling in Provinciale Staten van de zogeheten beleidsbrief over economie (‘Wurkje mei Fryslân’). “Ik vind de beleidsbrief onduidelijk en vaag”, zei Van der Honing. Hij meent dat de overheid voorop dient te lopen bij het (stimuleren van) vernieuwing en ‘verduurzaming’ van de (‘circulaire’ of kringloop-)economie.
“Bovendien is er bij de expertmeeting door ondernemers gezegd, dat het hen niet ontbreekt aan ‘organiserend vermogen’, zoals het college stelt, maar dat ze wel moeite hebben om door te dringen tot kennisinstituten en opleidingen. Ik ben verbaasd dat u dit niet heeft aangepast.”
Volgens gedeputeerde Sander de Rouwe (CDA) is het niet kunnen doordringen tot kennisinstellingen ook een teken van onvoldoende organiserend vermogen bij ondernemers.
“Een goede analyse en probleemstelling ontbreekt”, vindt Van der Honing. “GS willen export bevorderen? Van welke sectoren? Naar welke landen? Wat is hier voor nodig?”
Ook het ‘monitoringskader’ (op basis waarvan Provinciale Staten het effect van het beleid kunnen nagaan) ontbreekt, meent Van der Honing.
Pal tegenover zijn mening stond die van Leo Pieter Stoel (VVD). Die prees de ‘beleidsbrief’ (een nieuwe term in de Friese provinciale politiek; gepoogd wordt dikke beleidsnota’s te vermijden) bijna de hemel in: “compleet, kort, bondig en duidelijk.” Beide heren botsten dan ook flink in de statenvergadering. Stoel vindt dat de overheid de ondernemers niet in de weg moet lopen. Van der Honing meent dat de overheid voorop dient te lopen bij het (stimuleren van) vernieuwing en ‘verduurzaming’ van de (‘circulaire’ of kringloop-)economie.
Aan het eind van het debat werd de beleidsbrief ‘Wurkje mei Fryslân’ door een ruime meerderheid aangenomen: 34 voor, acht tegen. Van der Honing was uiteraard één van die acht tegenstemmers.