De kritiek van de Noordelijke Rekenkamer, dat het Friese ‘krimpbeleid’ (veel) te veel bestaat uit “praten, praten, praten, en nog eens praten, praten en praten” (samenvatting van GrienLinks-statenlid Retze van der Honing), heeft amper geleid tot een meer op uitvoering gericht beleid. In de nieuwe ‘beleidsbrief’ over ‘de krimp’ ontbreken essentiële antwoorden op de vragen: ‘wat willen we bereiken, wat gaan we hiervoor doen en wat zijn de kosten?’
Van der Honing vroeg het college van Gedeputeerde Staten (GS) woensdag 23 maart 2016 daarom om een nieuwe notitie, in plaats van een aanpassing.
En hij drong er bij collega-statenleden op aan, hetzelfde aan GS te vragen. Sterker nog, hij vond dat CDA-woordvoerster Maaike Prins in feite ook om een nieuwe notitie vroeg, omdat ze aandrong op een nieuwe hoofdstuk (“in fertaalslach”) met duidelijke kaders.
Prins vond dat Van der Honing overdreef, Van der Honing vond dat de CDA-fractie geen consquenties trok uit de eigen woorden. “Us mem soe wol sizze: dat is krekt wat foar politisi.”
Nadat het CDA hun amendement had aangepast stemde Van der Honing in met het gevraagde extra hoofdstuk. Retze meldde als stemverklaring: “U vraagt in dit amendement eigenlijk om een nieuwe beleidsbrief en dat is wat wij ook willen, dus ben ik voor.”
Verder legde hij uit: “Provinciale Staten gaan over het vaststellen van de kaders, het college van GS gaat over de uitvoering. Die taakverdeling moet niet overhoop worden gehaald. En dan is het beter dat de ‘beleidsbrief’ wordt aangepast, dan dat wij als PS beslissen over de uitvoeringsnotitie, zonder dat er duidelijke kaders over zijn vastgesteld.”