Opinie van Jochem Knol
Vorige week vroegen 350 boswachters om aandacht voor de toestand van onze natuur. Boswachters zien hoe al jaren het aantal soorten planten en dieren afneemt. Recent zei minister Van der Wal van Natuur en Stikstof op een congres dat 80% van het aantal planten en dieren is verdwenen. Daar is heel veel onderzoek naar gedaan. Terwijl boswachters, die dagelijks in de natuur werken, met hun kennis en gezond boswachterverstand de rappe achteruitgang in de natuur met lede ogen aanzien en benoemen.
Zelf ben ik opgegroeid in de Zuid-Hollandse veenweiden. Ik speelde in het gras tussen de boterbloemen, de zuring en de weegbree. Kieviten en grutto’s vlogen vlak over je heen, omdat we per ongeluk te dicht bij de nesten kwamen. Het was een feest die rijkdom te mogen zien, te ruiken en te horen. In de hedendaagse weilanden zie je dat niet meer. De kruiden zijn verdwenen voor eiwitrijk Engels raaigras en weidevogels zie je nauwelijks meer. Af en toe wordt, de goede uitzonderingen daargelaten, alles dood gespoten met Roundup om zo ‘graslandverbetering’ mogelijk te maken. Kruiden passen immers niet in de huidige landerijen. Door diepe ontwatering verdrogen natuurgebieden en overal, tot in ons drinkwater en in de luiers van baby’s toe, vinden we pesticiden. Pesticiden die het leven in de bodem blijvend aantasten. Dat een teveel aan stikstof slecht is voor de natuur was in de jaren tachtig al bekend, maar maatregelen bleven uit.
Het is een somber verhaal, maar de noodkreet van de boswachters geeft aan hoe ernstig het is. Bij heel veel variatie in plant- en diersoorten wordt de natuur weerbaarder. Het is de basis van ons leven en onze gezondheid. Mensen eisen de laatste stukken natuur op en eisen dat ze ‘gebruik’ mogen maken van de natuurgebieden. Wandelen, mountainbiken, crossmotoren, zelfs bladblazen, alles moet kunnen. Dat daarbij de rust van dieren wordt verstoord en planten verdwijnen moeten we blijkbaar maar op de koop toenemen.
Er zijn bestuurders die de achteruitgang van de natuur ontkennen. Een klein aantal successen is te zien. Het aantal ooievaars is toegenomen en de otter is weer terug. Maar het zijn druppels op een gloeiende plaat. De grote achteruitgang gaat door en we kunnen niet meer wachten. Om de achteruitgang te stoppen moeten ingrijpende maatregelen genomen worden. Dat vergt moed. Onze minister van Natuur en Stikstof erkent dat, maar veel provinciale en lokale bestuurders durven de consequenties nog niet onder ogen te zien. De verwachting is dat de rechter in gaat grijpen. Sinds 2001 moeten we bijvoorbeeld werken aan een betere waterkwaliteit, maar ook in Fryslân koos Provinciale Staten voor uitstellen. Schouderophalend halen we de doelstellingen niet en laten we bijvoorbeeld het gebruik van pesticiden in de lelieteelt ongemoeid. Ook de nieuwe coalitie neemt geen extra maatregelen, waardoor naast een stikstofcrisis een ‘watercrisis’ is te verwachten. Afspraken die we jaren geleden maakten zijn door het uitstelgedrag niet nagekomen. Bestuurders gaan weer onderzoeken, terwijl het gezond boswachterverstand voldoende zegt: de natuur kan niet meer wachten. Boeren en boswachters kunnen de uitdaging aan, maar geef duidelijkheid en durf weer in te zetten op een omgeving waar plaats is voor veel soorten planten en dieren.