Retze van der Honing stelde REC mondelinge vragen – 22 juni 2016tijdens de Statenvergadering aan gedeputeerde Schrier of hij voortaan niet meer wilde meeschrijven aan brieven aan hemzelf. Schrier had meegeschreven aan een brief van de afvalverbrander (de REC in Harlingen) aan zichzelf over verbeteringen aan de afvalverbrander. Naar de opvatting van GrienLinks is het ontoelaatbaar dat een gedeputeerde die belast is met het onafhankelijk toezicht op en het handhaven van een milieuvergunning aan een onder zijn toezicht staand bedrijf meeschrijft aan een brief aan hemzelf. Dit leidt tot rolverwarring en een onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Schrier vond dat hij correct heeft gehandeld en zegde alleen toe ’te proberen wat meer afstand te houden’. Hij benadrukte dat hij aan deze overleggroep bleef deelnemen. “Onbegrijpelijk”, zegt Retze van der Honing. “De handhavingsfunctie van de provincie wordt door de heer Schrier volgens ons niet begrepen”.
Retze van der Honing:”Op 26 mei j.l. ontvingen we een afschrift van een door gedeputeerde Schrier geredigeerde conceptbrief van REC-directeur Vernooij aan de gedeputeerde zelf. De brief was een reactie op een last onder dwangsom die door de gedeputeerde als toezichthouder was opgelegd aan de REC. Naar de opvatting van GrienLinks is het ontoelaatbaar dat een gedeputeerde die belast is met het onafhankelijk toezicht op en het handhaven van een milieuvergunning aan een onder zijn toezicht staand bedrijf meeschrijft aan een brief aan hemzelf. Dit leidt tot rolverwarring en een onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling.
In artikel 2.4 lid 1 van de AwB (Algemene Wet Bestuursrecht) staat: “Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid”. De bedoeling is dat de overheid haar taak onpartijdig uitoefent. Volgend de toelichting op dit artikel betekent dit dat “verzekerd moet worden dat besluiten (en andere handelingen) ten aanzien van burgers onbevooroordeeld moeten worden genomen. Elke ‘schijn van partijdigheid’ moet vermeden worden.” Naast het feit dat een onafhankelijke uitoefening van de toezichthoudende taak in het geding komt leidt een dergelijke handelswijze tot een verkeerd beeld bij burgers. Temeer omdat de provinciale inspanningen er juist (ook) op gericht moeten zijn een goede communicatie tussen Omrin en burgers te bevorderen.
Het is niet de eerste keer dat rolverwarring een probleem vormt. Op basis van een interne evaluatie in 2010 van de milieuvergunningverlening aan Omrin werd vastgesteld dat de provincie (ambtelijk én bestuurlijk) “(…)geplaagd (werd) door een onheldere rolopvatting en communicatie over de eigen rol, zowel intern als extern.” Ook de Noordelijke Rekenkamer heeft eenzelfde soort constatering gedaan. Zij onderzocht het verlenen van de milieuvergunning en presenteerde haar bevindingen in december 2013.
Verschillende gedeputeerden hebben tijdens debatten in het verleden toegezegd ‘een andere, meer zakelijke opstelling van GS in te nemen ten opzicht van Omrin. Tijdens de interpellatie over de REC op 10 februari 2010 deed gedeputeerde Piet Adema de toezegging dat er een “‘andere, zakelijkere opstelling van Gedeputeerde Staten (GS)” betracht zal worden in het vergunningsverleningtraject. En ‘niet op de stoel van Omrin’ te gaan zitten’ (Poepjes, 26 oktober 2011). Bij deze laatste interpellatie is een brede motie van afkeuring aangenomen.
Daarom hebben we aan u de volgende vragen:
1. Bent u het met ons eens dat bedrijven en hun vergunningverlenende toezichthou-der twee strikt gescheiden verantwoordelijkheden hebben?
2. Bent u het met ons eens dat REC-directeur Vernooij zelf, vanuit zijn verantwoordelijkheid, dient zorg te dragen voor de redactie en inhoud van een brief als antwoord op een brief van de gedeputeerde over een opgelegde last onder dwangsom? En dat de gedeputeerde vanuit zijn onafhankelijke toezichthoudende rol niet kan mee werken aan de redactie en inhoud van dergelijke brieven?
3. Wil de gedeputeerde beloven niet weer mee te schrijven aan brieven van Omrin aan hemzelf en voortaan een strikt gescheiden verantwoordelijkheidsverdeling in acht te nemen?”